De kolonie op de Monte Veritá
horizontaal en verticaal scrollen voor de locaties toen en nu.
Als gevolg van de snelle industrialisering in Europa
aan het eind van de 19e eeuw, ontstond er een "terug naar de natuur"
reactie. (klik)
De streek rond Ascona en de Monte Verità
werd hét onderzoeksgebied voor alternatieve leefwijzen en nieuwe
kunstvormen in de periode tussen 1900
en 1940.
De geschiedenis begint op een berg boven Ascona, Monescia, die vanaf
het begin van de 20e eeuw Monte Verità werd genoemd, een zinspeling
op de historische en mythologische overlevering waarin de Waarheid
geopenbaard wordt op bergtoppen. (Mount Sinai, Tabor, Olympus,
Parnassus en Fujiyama bijv.)
Alfredo Pioda, zwitsers parlementslid, had in 1889 de
Monascia gekocht om er een theosofisch centrum te stichten, echter
met weinig succes.
Henri Oedenkoven (uit een Belgische familie van industriëlen) kocht
in 1900
een gedeelte van de berg en stichtte samen met Ida Hofmann, haar
zuster Jenny, de gebroeders Karl en Gusto Gräser, Lotte Hattemer en
Ferdinand Brune een commune met de naam Monte Verità, waarbij het
vooral ging om het buitenleven, vegetarisme, eenvoud en vrije
liefde.
Rond 1904 kreeg de commune een anarchistischer
karakter, met de komst van Raphael Friedeberg, Peter Kropotkin, Erich
Mühsam en Johannes Nohl. (Vanuit Nederland kwamen Frederik van Eeden
en Ferdinand Domela Nieuwenhuis.) Andere bewegingen volgden,
gericht op psychoanalyse (Otto Gross), seksuele bevrijding en op
mythologisch symbolisme.
In 1910 richtte Rudolf von Laban de "Monte Verità Art School" op,
die van betekenis was voor de vernieuwing van de moderne danskunst, die
bevrijd moest worden van alle bestaande opvattingen over ballettechniek
en dansconventies.
Laban en zijn leerlingen, met als belangrijksten Mary Wigman en Suzanne
Perrottet, ontwikkelden de Bewegingspedagogiek, Danstherapie en
Eurithmie, gebaseerd op de gedachte dat dans een fundamenteel
bestandsdeel van de levens- en opvoedingswijze moest zijn, en dat er een
eind gemaakt moest worden aan het verdringen van lichamelijkheid en
natuurlijkheid.
Isadora Duncan, danseres verbleef in 1913 op de Monte Verità.
Laban leidde zijn dansschool in de wintermaanden in Zürich, en in de
zomer op de Monte Verità. In Zürich ontstonden er nauwe contacten tussen
Laban en zijn danseressen met de Dadakunstenaars.
Theodor Reuss, grootmeester van de Orde van de Tempeliers van het Oosten
(OTO), organiseerde in augustus 1917 een congres op de Monte
Verità, over allerlei thema’s als coöperaties, moderne opvoeding,
vrouwenrechten, mystieke vrijmetselarij, nieuwe sociale structuren, dans
als kunst, ritueel en religie.
Vanaf 1918 wordt Ascona meer en meer een
kunstenaarsdorp: Marianne von Werefkin, Alexej von Jawlensky,
Dadaisten als Hans Arp, Hugo Ball, Hans Richter gaan er wonen en
werken. Later vestigen zich nog oa. Walter Helbig, Ernst Frick (die
de restanten van de Gallo-Keltische vesting Balla Drum onderzoekt),
Cesar Domela (zoon van Domela Nieuwenhuis), Otto Niemeyer en Otto
van Rees.
In 1920 vertrekken de oprichters van de kolonie en de locatie
wordt in
1923
door een viertal bohémiens overgenomen om er een hotel te beginnen,
maar het komt niet van de grond en er wordt tot verkoop overgegaan.
In 1926 koopt Baron Eduard von der Heydt, bankier van de
vroegere duitse keizer Wilhelm II, en verzamelaar van eigentijdse,
oosterse en primitieve kunst, de Monte Verità. Op zijn initiatief
bouwde architect Emil Fahrenkamp het bijzondere Hotel Monte Verità
geheel in Bauhausstijl, waardoor veel mensen de kans kregen om daar
voor een langere of kortere periode te verblijven.
Een aantal Bauhauskunstenaars ontdekken in diezelfde tijd Ascona,
onder hen Josef Albers, Herbert Bayer, Marcel Breuer, Walter Gropius
en Oskar Schlemmer.
Vanaf 1918 wordt Ascona meer en meer een
kunstenaarsdorp: Marianne von Werefkin, Alexej von Jawlensky,
Dadaisten als Hans Arp, Hugo Ball, Hans Richter gaan er wonen en
werken. Later vestigen zich nog oa. Walter Helbig, Ernst Frick (die
de restanten van de Gallo-Keltische vesting Balla Drum onderzoekt),
Cesar Domela (zoon van Domela Nieuwenhuis), Otto Niemeyer en Otto
van Rees.
In 1920 vertrekken de oprichters van de kolonie en de locatie
wordt in
1923
door een viertal bohémiens overgenomen om er een hotel te beginnen,
maar het komt niet van de grond en er wordt tot verkoop overgegaan.
In 1933 werd de eerste "Eranos Meeting" georganiseerd door de
nederlandse Olga Foebe-Kapteyn, oprichter van een spirituele
beweging die gericht was op mythologie, religie, symbolische
archetypen en het samengaan van oosterse en westerse filosofie.
Tussen 1934 en 1942 bleef het nieuw gebouwde hotel
Monte Verità gesloten.
Kortom, in de eerste decennia van de 20e eeuw bezochten een groot
aantal kunstenaars, intellectuelen en studenten Ascona en de Monte
Verità.
Enkele namen, Carl Gustav Jung, Karoly Kereny, Erich Maria Remarque,
Hermann Hesse, Paul Klee, Hans and Sophie Täuber Arp, Oskar
Schlemmer, Charlotte Bara, Marianne Von Werefkin, El Lissitzky en
Alexei Jawlensky. Andere kunstenaars en schrijvers, die de Berg
bezochten en daar langere of kortere tijd verbleven waren: Hans
Morgenthaler, Fritz Pauli, Gerhart Hauptmann, Else Lasker-Schüler,
Emil Ludwig, Erich Maria Remarque, René Schickele, Albert Ehrenstein,
en ook Heinrich Vogeler uit Worpswede.
De berg boven Ascona kreeg bekendheid als een cultureel en artistiek
landschap bij uitstek. Tussen 1926 en 1958 verbleven
er in de nabije omgeving ca 35000 bezoekers voor korte of langere
tijd. De bewoners uit buurt van de berg beschouwden de illustere,
speciale gasten als idioten. Behalve vegetariërs, pacifisten,
naturisten, vrijmetselaars, theosofen, en bohémiens werden ook veel
kunstenaars aangetrokken door de reform ideologie zoals die in de
praktijk werd gebracht op de Monte Verità.
In 1964 overleed Baron von der Heydt en werd het kanton
Tessin eigenaar van het Hotel en het omringende terrein.
In 1978 kwam er een expositie over de geschiedenis van de
berg in Zürich, Berlijn, Wenen en München, samengesteld door Harald
Szeemann, die ook de uitgebreide catalogus verzorgde.
De Casa Anatta werd in 1981 officieel als museum in gebruik
genomen, in 1983 volgde Casa Selma en in 1987 het
Elisarion. In 1989 werd een stichting in het leven geroepen, die als doel
had het stimuleren van culturele activiteiten op academisch niveau,
door het organiseren van seminars en congressen.
In 1992 werden de gerenoveerde gebouwen en de nieuwe infrastructuur ingewijd en begon een nieuw tijdperk voor de Monte Verità.
1. Enno van Eerden,
Ascona, bezield paradijs.
Uitgeverij Bas Lubberhuizen 2011
2. Harald Szeemann, Monte Verità.
Electa Editrice, Milan, 1978