TERRA INCOGNITA, De geografie der
verbeelding.
Iedereen weet dat kaarten grenzen hebben, niet alleen de door de
kaartenuitgever gewilde omkadering van stads-, lands- of continentale grens,
maar ook de buiten de kaart aangebrachte detailleringgrens.
Het is duidelijk dat op een wereldkaart omwille van de overzichtelijkheid
geen wegen zijn aangebracht en op een stadsplan om dezelfde reden geen
hoogtelijnen.
Elke kaart heeft met opzet witgelaten vlekken. De cartograaf beslist zelf
welk gebied en welke aspecten van dit gebied bij de kaartlezer uitnodigt om
samen met hem te beheersen. De onbeschreven, blanco aspecten laat hij over
aan de verbeelding van de gebruiker.
De terra incognita fungeerde op de oude wereldkaarten als het onontdekte
gebied en bleef daarom blanco. De vooruitgang heeft het zo gewild dat het
ongekende steeds meer ingesloten werd door de ontdekkingen: het wit
verschoof van de rand naar het
midden van de kaart, waar het onder druk van de veroveringen
een steeds meer krimpende kern werd. Het ongekende vormde een gat in de
kennis dat niet onoverbrugbaar was, maar een blijvende reserve aan
mogelijkheden bood.
Sinds het begin van de veroveringen haat men witte vlekken: de aarde werd
van langs om meer volledig bedekt, benoemd en uitgestreken op papier. De
enig mogelijke vooruitgang verder is die van de 'diepte': die van de zeeën
en oceanen, die van een oerwoud, maar ook bijvoorbeeld de 'diepte' van een
stad.
Kijken naar een gebied op de kaart is als kijken in een caleidoscoop waaraan
de verbeelding landschappen, steden en volkeren kan toevoegen.
Alleen deze diepte biedt ons nog een reserve aan mogelijkheden, waarbij
realiteit en verbeelding als luchtlagen over elkaar liggen.
Passage, gids voor het doordachte reizen. Kritak,
Leuven 1986
< terug