Het is een verademing om in het buitenland beschermd te zijn tegen de domheid, de
banaliteit, de ijdelheid, het snobisme, de nationaliteit, de normaliteit.De onbekende taal waarvan ik de emotie, de sensitiviteit, in
een woord het zuivere tekenkarakter toch wel aanvoel, vormt overal waar ik kom
een lichte duizeling om me heen en ik tuimel in een kunstmatige leegte die alleen
voor mij ontstaat: ik leef in een tussenruimte, het zinvolle verband is verdwenen
[mijn cursivering - A.M.] (Barthes, 1987- 16)
Over Derrida's liminale filosofie.
Eenzelfde fascinatie voor de 'schriftuur van de tussenruimte' heeft zijn weerslag
gevonden in het deconstructionisme dat door de commentatoren een ware drempelkunde
genoemd. Het deconstructionisme is een bij uitstek liminale strategie (Parret,
1975: 119).
De schriftuur ontvouwt zich in de ruimte 'van het limen' (de drempel)
[Parret, 1975: 164]. Derrida's bespiegelingen zijn op deze schriftuur, op de
ruimte van de drempel gericht. Zijn beschouwingen hebben het principe van de
liminaliteit tot onderwerp.
Evenals Barthes en Kristeva is Derrida geïnteresseerd
in de status van de schriftuur, die zich kenmerkt doordat zij zich aan de communicatieve
orde onttrekt. Derrida's omzwervingen in het domein van de filosofie voltrekken
zich dan ook, zoals John Llewelyn in zijn boek over Derrida opmerkt, on the
threshold of sense. Een grote voorkeur legt Derrida aan de dag voor woorden
waar tegenovergestelde semantische velden elkaar overlappen en steeds gaat het
om woorden waarbij de grens tussen binnen en buiten aan de orde is.
Hoe over
de status van Derrida's teksten ook mag worden gedacht, ze zijn op z'n minst
een aanwijzing voor de threshold awareness bij de auteurs van de moderne literatuur,
bij wie Derrida meer dan eens te rade is gegaan, zozeer zelfs dat men zich kan
afvragen of hij niet gewoon de liminale poëtica van deze auteurs heeft getransponeerd
naar het domein van de filosofie.
(Anthonie Mertens, Sluiproutes en dwaalwegen. Sauternes 1991