En vanuit deze vorm kwamen de grote herinneringsprojecten voort als Yad Vashem in Israël en de talloze overige monumenten die nu overal in Europa te vinden zijn.
Het zijn lege, doodlopende ruimten die je alleen maar confronteren met verlies en bijna vergeten geweld, niet met de levens die in de kampen vernietigd werden.

Judaïsme.
Voorlopig doen maar heel weinig joodse architecten iets waaruit hun erfgoed zou kunnen blijken. Toch zijn er enkele architecten die het judaisme een centrale rol in hun werk toebedelen.
Het duidelijkst hierin is natuurlijk Daniel Libeskind (zie ook bij Projecten 5) wiens Joods Museum in Berlijn wel eens zou kunnen uitgroeien tot de culturele tegenhanger van de tempel van Salomo. Je zou kunnen beweren dat het gebouw naar het thematische neigt omdat het de davidster als plattegrond heeft en een 'pad naar de vernietiging' dat de overige verkeersroutes doorsnijdt.

Aan de andere kant blijft het een vreemde, aangrijpende en hoogst originele uitwerking van de spanning tussen instructieve elementen en interpretatieve

aandachtspunten van het idee van pad boven plaats en van schuilplaatsen die verheven worden tot constructieuitingen als een vorm van schrijven.

Voor Libeskind is architectuur eerder een vorm van schrijven die tot leven zingt wat anders zou worden vergeten, dan een vertaling van plaats, type en gebruik in een vaste vorm. Als zodanig is het een manier van vragen stellen die van ons verlangt dat we omschrijven wie we zijn in een land waarin we altijd vreemden zijn geweest, in verbanning wachtend op verlossing.

Zoals joseph Rykwert het formuleerde in On Adam's House in Paradise (New York, The Museum of Modern Art, 1972), gaat het om de vraag of 'Adam een huis had in het paradijs... en of we dat kunnen terughalen.'

Architect Stanley Tigerman stelde deze kwesties expliciet aan de orde in zijn The Architecture of Exile (Ncw York, Rizzoli, 1988). Hij stelt dat alle ideaalvormen van de architectuur verwijzen naar de eerste tuin waarvan het volmaakte teken is opgetekend in

> vervolg