Geert Bekaert over Marc Augé:
Nonlieux. Paris
1992. in Archis 1993-2>
Marc Augé spreekt over de non-lieu, de
niet-plek, als de ruimte waarin de reiziger zich beweegt. Waar geen plaatsen
of plekken worden gekend. De ruimte van de reiziger is het arche-type van
een niet-plek. De anonimiteit van de plaatsloosheid is zelfs de voorwaarde
voor de reiziger om op eigen eenzame wijze de gemeenschap van de menselijke
bestemmingen te ontdekken.
Geert Bekaert in Archis 1992-2, over Italo Calvino:
De onzichtbare steden. Bert bakker 1981.
Sinds Italo Calvino in 1972 Le citta
invisibili, de onzichtbare steden, heeft gepubliceerd, kan men niet meer om
die tekst heen als men te weten wil komen, in de woorden van Calvino, "hoe
de stad (Tamara) werkelijk is onder de dichte mantel van tekens, wat zij
bevat en wat zij verbergt".
De onzichtbare stad draagt een naam. Daarover kan verteld worden, zij het
met de nodige voorzichtigheid.
Zij leeft in de herinnering, "maar als beelden van de
herinnering eenmaal vast liggen in woorden, worden zij uitgewist". Ook in haar naam blijft de stad onzichtbaar, voor de bezoeker zowel als voor de
bewoner.
Een andere reflectie dringt zich op, die
van het intelligente oog dat in het zichtbare ook het verborgene ziet; dat niet
herkent, maar proeft; dat niet naar volledigheid op zoek is, maar naar inzicht,
ervaring, realiteit; dat in het toevallige het wezenlijke ontdekt; dat de stad
laat spreken en luistert, zoals de grote Kublai Kan uit het verhaal van Italo
Calvino aandachtig luistert "ook al is niet gezegd dat hij alles gelooft".
< terug