1


2
 

 

 

 

 

 

 

 

 


 

Klik op de plaatsnamen voor de diverse locaties, en op het monument voor meer over Vercingetorix.



Literaire bronnen

De Romeinse publicaties moeten wel gezien worden in hun context. Ze zijn vooral literatuur, geen feitelijke, historische of geografische verantwoorde beschrijvingen en er zijn ook geen ooggetuigenverslagen overgeleverd. De Romeinse bronnen zijn ook niet los te zien van politieke of propagandistische bedoelingen. Dit heeft tot op de dag van vandaag geresulteerd in vele vaak tegenstrijdige interpretaties.

Julius Caesar, Commentarii de bello Gallico.

Caesar schreef in opdracht van de senaat zakelijke en ambtelijke verslagen over zijn talrijke veldtochten. Het bekendste verslag is ongetwijfeld dat over de verovering van Gallië die duurde van ongeveer 58 v.Chr. tot 50 v.Chr. Caesar slaagde er in om aan zijn verslagen een eigen cachet te geven: bij lezing herkennen kenners onmiddellijk zijn typische stijl.
Het volledige verslag bestond uit 7 boeken, zij het geen boeken zoals wij ze kennen, maar eerder perkament- of waarschijnlijker nog papyrusrollen.
Het schrijven van De Bello Gallico had een drieledige bedoeling:
- een informatieve: zijn tijdgenoten en het nageslacht inlichten over zijn "roemrijke" daden.
- een propagandistische: hij wil op de vooravond van zijn strijd met Pompeius de openbare opinie in zijn voordeel beïnvloeden.
- een apologetische: zijn daden in Gallië goedpraten en zichzelf verdedigen tegenover de senaat en zijn politieke tegenstanders.
Het document geldt als een belangrijk bron voor historici, hoewel Caesar er niet voor terugdeinsde feiten te verdraaien ter meerdere eer en glorie van zichzelf. (afb.1)

De Gallische Oorlog wordt ook nog door andere schrijvers vermeld, maar in de meeste gevallen zo beknopt dat hun tekst weinig of niets toevoegt aan Caesars verslag.
Livius (59 vC.- 17 nC.) en Strabo (64 vC. - 19 nC.), tijdgenoten van keizer Augustus, waren de eersten die over deze oorlog schreven, maar hoewel ze in tijd dicht bij Caesar stonden en wellicht nog informatie uit de eerste hand hadden kunnen krijgen, hebben ze niet de moeite genomen zich serieus in de materie te verdiepen. Ze noemen de oorlog en vertellen in enkele regels iets over de confrontaties tussen de Galliërs en de Romeinen, maar daar blijft het bij.
Voor Suetonius (96/70-140) geldt bijna een eeuw later hetzelfde. In zijn Leven van Caesar wijdt hij slechts enkele regels aan de Gallische Oorlog, en Vercingetorix wordt niet eens genoemd.

Publius Annius Florus, (c.70? - c.140?) en Plutarchus (c.46?-120?), leggen korte tijd later meer aandacht aan de dag voor de Gallische Oorlog. Zij hebben wél geprobeerd de tekst van Caesar met "nieuwe informatie" aan te vullen. Ze spreken over Caesar en Vercingetorix in bewoordingen die doen vermoeden dat ze de tekst van de Oorlog in Gallië goed hebben gelezen en alles wat ze er ongeloofwaardig aan vonden hebben weggelaten. Vooral de dramatische laatste fase van Vercingetorix' leiderschap en zijn capitulatie worden uitgebreid belicht.

Publius Cornelius Tacitus, (56 tot 120 nC). Zijn belangrijkste werken zijn de Historiae (Geschiedenis) en de Annales (Jaarboeken). In deze boeken beschrijft hij de gebeurtenissen van het Romeinse Rijk tussen 14 en 96 nC. De werken zijn helaas alleen gedeeltelijk overgeleverd. (afb.2)

Cassius Dio, (164-c.235) heeft in zijn omvangrijke Romeinse Geschiedenis de strijd tussen Vercingetorix en Caesar eveneens opgenomen. Maar hoe fraai hij de confrontaties tussen de twee generaals ook onder woorden brengt, met uitzondering van zijn weergave van Vercingetorix' capitulatie heeft hij weinig aan Caesars berichtgeving toe te voegen, of het zou moeten zijn dat hij diens rol minder dominant heeft weergegeven. Het is overigens maar de vraag of Cassius Dio Caesars verslag als uitgangspunt heeft genomen. Het mag zeker niet worden uitgesloten dat hij vooral gebruik heeft gemaakt van een voor ons verloren gegane, Caesar vijandig gezinde bron en op grond van de daar gevonden informatie zijn tekst heeft geschreven.