Hans-Erdmann Korth,
Europa-Geraden 1, Auf den Spuren der Sonnwendlinien des MontBlanc. Uit: Zeitensprünge, Interdisziplinäres Bulletin Jahrgang 17, Heft1, April 2005. Dr. Herbert Illig, Mantis Verlag.

Ten tijde van de megalietenbouwers waren markeringspunten in het landschap het enige houvast om je te kunnen oriënteren.
De zomer- (21 juni) en winterzonnewende (21 december) waren de jaarlijks terugkerende momenten waarop men zag dat de zon opkwam en onderging op steeds dezelfde plekken op de horizon. Net als de regelmatig terugkerende opkomst en ondergang van de maan en sommige heldere planeten op vaste plekken op de horizon. (zie ook bij Engeland, Alexander Thom).

Deze horizonplekken werden gemarkeerd door opgerichte stenen, bouwwerken etc. die op grote afstand zichtbaar waren. Later werden deze plekken op hun beurt weer het observatiepunt voor andere verder gelegen markeringen. Op deze manier ontstond er een systeem van rechte lijnen die al deze markeringen verbonden.
Dit maakte het mogelijk om zonder te verdwalen lange heen– en terugreizen te maken.
Logischerwijs verrezen daar dan ook kerken, burchten en de eerste steden. Toen die er eenmaal waren, moest het gemak de mens dienen, het wiel werd uitgevonden, en er werd gezocht naar verbindingen met zo weinig mogelijk steile hellingen, of moeilijke rivierovergangen. Niet meer recht toe recht aan.
Dat verklaart het ontstaan van het wegennet tot op de dag van vandaag. De op zon, maan en planeetbewegingen gebaseerde lijnen zijn te zien als de voorlopers van ons huidige wegennet.
Met name de zonnewende leeft nog voort in folklore en toponiemen.

Korth beschrijft een aantal bijzondere vaak hooggelegen plekken, de Mont Blanc, Lago di Orta en twee sneeuwbergen (in de Elzass en Fichtelgebergte) van waaruit werd geviseerd. Om deze plekken te traceren is hij uitgegaan van de ligging van de oudste cultusplaatsen, steden.
Deze lagen niet verspreid in het landschap maar hun locatie maakte de door hem beschreven systematiek zichtbaar.
Buiten de locatie van de oudste plekken maakte hij ook gebruik van toponymische gegevens.



De vanuit een centrumpunt uitwaaierende viseerlijnen worden door Korth magistralen genoemd. De magistralen zijn bepaald door de zon of maanstand en de hoek waaronder dit plaatsvindt gedurende een jaar.
De maanopkomst- en onderganglocaties verschuiven van klein naar groot in een 18 jarige cyclus. De keerpunten (uiterste of wende punten) zijn de “grote en kleine maanwende”, klik op afbeelding hiernaast.

Ter illustratie van Korth’s theorie nemen we hier zijn bevindingen met de Mont Blanc als centrumpunt op. Hans-Erdmann Korth brengt dit punt in verband met:  
- 32 locaties die op de UNESCO lijst van Wereld cultuurgoed staan.
- Een groot aantal zgn Heilige Bergen, waarvan vele gewijd zijn aan de aartsengel Michael.
- locaties die in hun naam verwijzen naar de Mont Blanc; oa Montblanch, Montechiaro, Wittenberg, Weiszenburg, Sternberg (vergelijk Sternenfels of Compostela = campo stella).
- locaties die dezelfde woordstam Gera ( Geraden Weg = girehti) hebben; oa Cherbourg, Gargano, Grenoble, Gradov, eilanden zoals Gorgona, Kerkyra, Gyaros, kerken en kapellen die gewijd zijn aan heiligen als Gero, Georg, Germanus, Gervais of Genoveva.
- locaties die heiligdom, kerk, burcht zijn of een antieke binnenstad hebben, oa Athene, Parijs, Genua, Dijon.


De locaties per Magistraal volgens de zgn Mercator-projectie.



Op de Magistralen gelegen plaatsen:

SA 39: Toledo, Grenoble (Ger-oppidum?), Alès (Kelten), Carcassonne (Albigenzen), Mont Blanc, Grüneberg (pelgrimskerk), Schweidnitz (vredeskerk), Novgorod en Archangelsk.

KMA 29: Avila, Segovia, Toulouse, Mont Blanc, München (burcht Grünwald), Passau en Tschenstochau.

MA 44,5: La Linea (Gibraltar), Ubeda, Poblet (Cistercienserabdij en kathedraal), Montblanch, Perpignan, Nîmes, Mont Blanc, Schwyz, Willerzell (Einsiedeln), Augsburg, Ingolstadt, Thorn en Heilsberg.  

SU-33,5: Cashel Rock (abdij), Cherbourg, Bayeux, Chartres, Vézelay, Geneve, Mont Blanc, Bòbbio (Columba), Florence, Arezzo, Gargano (Michael), Pälaocastrica (oude burcht), Kerkyra, Arta, Amfissa, Delphi (Omphalos), Hosios Lukas (klooster), Athene (agora), Gyaros, Delos (Apollo) en Archangelo (Michaelsklooster Tsambika) op Rhodos.

KMU-23,5: Skellig Michael (klooster), St.Michaels Mount, Mont St.Michel, Avranches (bisschopsstad), Chambord, Mont Blanc, de Po-vlakte, Sveti Stephan (heiligdom), Sveti Ivan (pelgrimsplek), Pella, Troje .

MU-41: London (oude centrum), Parijs, Cîteaux (klooster), Genua, Norchia, Véio,  Montesacro, Pompeï, Paestum, Rissano (klooster St. Nil), Paläochora (kultusplek) en Alexandria.

WBL 57,5: Een zevende Magistraal, de zgn Wittenberglijn , heeft niet direct met astronomie van doen, maar ze kruist bijvoorbeeld wel 11 steden die ieder aan een andere rivier liggen!

Betekenis van de in de kaart gebruikte afkortingen:  
SA 39: opkomst van de zon in de zomer, 21 juni
KMA 29: opkomst van de volle maan (kleinste baan)
MA 44: opkomst van de volle maan (grootste baan)
SU -33,5: ondergang van de zon in de winter, 21 december
KMU -23,5: ondergang van de volle maan (kleinste baan)
MU -41: ondergang van de volle maan (grootste baan)




 Overzicht van de zonnewende en kleine- en grote maanwendepunten.